Het bezit van heerlijkheden op het Zeeuwse platteland, 1678-1848

een verkenning van de macht van de stedelijke elite in het buitengebied

  • Verschenen in: Archief, mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 2006
    pagina: 123-161
  • Uitgever: Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
  • Middelburg 2007

De politieke macht op het platteland van de Zeeuwse eilanden kwam gedurende de achttiende eeuw bijna volledig in handen van stedelijke regenten. Vooral het Middelburgse patriciaat was er heel machtig. De ambachtsheren hadden als particuliere personen binnen het territorium van hun heerlijkheid het volledige gezag inzake rechtspraak, wetgeving en bestuur. Behalve met politieke macht ging het bezit van een heerlijkheid nog met andere belangen gepaard. Het leverde groot sociaal prestige op, de zorg voor gewaardeerd familiebezit en financiële inkomsten.

Duinbeek, buitenplaats en heerlijkheid. Tekening Jan Arends, 1772. Zeeuws Archief, coll. KZGW, ZI-II-0829a.

Nu de regenten politieke macht hadden verworven op het platteland en hun machtspositie daar vasthielden, was het platteland hun eigen belang geworden. De Bataafse omwenteling en de daaruit voortkomende Staatsregeling van 1798 staken een spaak in het wiel. Van politieke benutting van heerlijke rechten kon geen sprake meer zijn. Toch verloren de regentenfamilies hun belangstelling voor de heerlijkheden niet. Hun interesse was nu echter strikt sociaal en familiaal bepaald. Het bezit van een heerlijkheid was nu hoofdzakelijk van belang als statussymbool.

in: publicaties
tags: