De middenstand

  • Verschenen in: Zeeland, 1950-1965
    pagina: 203-219
  • Redactie: Jan P. Zwemer
  • Uitgever: Den Boer/De Ruiter
  • Vlissingen 2005

De middenstand in Zeeland kwam in de jaren vijftig en zestig in turbulente tijden terecht. De groeiende welvaart van de bevolking en de opkomst van het toerisme leidden tot veranderingen in het consumptiepatroon van de Zeeuwse bevolking. De kruidenier die voorheen anderhalf pond spliterwten in een puntzak schepte, ging merkartikelen en voorverpakte producten verkopen. Het breed gesorteerde levensmiddelenbedrijf ontstond. In Zeeland overheerste het kleinschalige familiebedrijf. De traditionele middenstandszaken waren niet toegerust voor de moderne ontwikkelingen. Ze konden de grote investeringen die het grotere levensmiddelenbedrijf vereiste niet opbrengen.

Modern consumptiepatroon

Invloed ging ook uit van de veranderde verhoudingen tussen stad en platteland. Door de ontvolking van het platteland hadden dorpen minder variatie in winkels. In de steden waren juist gunstige voorwaarden ontstaan voor de ontwikkeling van een middenstand met een gespecialiseerd aanbod. Veel dorpelingen gingen nu in de steden winkelen. De stadsbesturen stimuleerden het proces door cityvorming. De winkels in de steden kregen etalages en reclame moest mensen tot kopen verleiden. Op het platteland bleef het traditionele verkoopsysteem van ‘horen’ en thuisbezorgen in zwang.

Tussen 1950 en 1965 gaven Nederlanders relatief gezien steeds minder uit aan voedings- en genotmiddelen en relatief steeds meer aan duurzame consumptiegoederen. De autobranche floreerde. Ook groeide de vraag naar koelkasten, televisietoestellen en volautomatische wasmachines. De toegenomen verkoop van televisies was weer nadelig voor het cafébedrijf, dat vanaf de tweede helft van de jaren vijftig zijn nering achteruit zag gaan omdat steeds meer mensen ‘s avonds thuisbleven om televisie te kijken.

Sanering

Het moderne consumptiepatroon stelde nieuwe eisen aan de traditionele kruidenier. Het kleinbedrijf, dat in Zeeland ruim vertegenwoordigd was, raakte in de verdrukking. Veel kruideniers konden onvoldoende investeren in vernieuwing van hun assortiment en presentatie. Bij hen ontbrak een goede administratie, hun liquiditeitspositie was slecht, hun scholing gering en opvolgers waren er te weinig. Die omstandigheden zetten in deze jaren het voortbestaan van de traditionele, kleine middenstand op het spel. Alleen de kruideniers die beschikten over vakdiploma’s en voldoende financiële draagkracht konden zich ontwikkelen tot een breder levensmiddelenbedrijf. In hun assortiment verschenen steeds meer verschillende soorten (merk)artikelen, branchevreemde artikelen als nylonkousen en theedoeken en voorverpakte artikelen. Midden jaren vijftig gingen de eerste kruideniers in Zeeland over op zelfbediening. Begin jaren zestig werden zij gevolgd door de eerste supermarkten, waarin de klant zelf zijn ronde maakte langs een groter aanbod.

De klemmende omstandigheden leidden tot een sanering van de kleine middenstanders, vooral die op het platteland. Deze bedrijven hadden bovendien last van de toegenomen mobiliteit, waardoor dorpsbewoners net zo makkelijk naar de stad reisden om inkopen te doen. De koopkrachtige bevolking vroeg vooral (luxe)artikelen uit de gespecialiseerde winkels in de steden. Ook het grootwinkelbedrijf in de steden deed de kleine bedrijven concurrentie aan. Zij konden alleen overleven door samenwerking en schaalvergroting. Zo ontstonden in deze jaren inkoopverenigingen van kruideniers, combinaties in de bouwwereld en plaatselijke middenstandsverenigingen.

in: publicaties
tags: